De COVID-19-epidemie, die eind 2019 in China opdook, heeft de wereld in een verbazingwekkend tempo overspoeld en dwong de Europese staten tot de grootste maatschappelijke noodingreep sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog: de lockdown van de bevolking.
Nu de eerste schok en het ongeloof achter de rug zijn, is het noodzakelijk om na te denken over deze keuze en de gevolgen ervan.
Overheidsbeleid is immers niet alleen gebaseerd op « wetenschap » en feitelijke gegevens. Het berust ook op onze prioriteitskeuzes, die voortvloeien uit de nadruk die we expliciet of impliciet op verschillende waarden en belangen leggen. Daarom moeten we, om « slaapwandelen » in de beleidsvorming te vermijden, rekening houden met de gevolgen van de lockdown, van onze exit-strategie en van de maatschappelijke veranderingen op lange termijn die er het gevolg van, op alle gebieden van sociale, psychologische, ethische, politieke en niet alleen economische en medische aard. Naar de toekomst toe is het noodzakelijk om rekening te houden met alle aspecten van de menselijke samenleving bij het organiseren van de exit uit de lockdown en de post-lockdown periode.
Meer dan honderd onderzoekers en onderzoeksters namen deel aan deze denkoefening. Op basis hiervan brengen we, naast algemene overwegingen (de tijd heroveren; inzicht krijgen in de complexiteit, de ‘vloeibare’ samenleving; de economie in dienst stellen van de mens; een humaan management ontwikkelen; samen een wenselijke toekomst bouwen voor jongeren en toekomstige generaties; nieuwe sociale vaardigheden creëren; nadenken over het juiste gebruik van nieuwe technologieën); we formuleren 13 lange termijn-aanbevelingen voor een sociale en humane uitweg uit deze lockdown.
13. Voorbereiding op de volgende crisis
De COVID-19-crisis en de lockdown van de bevolking hebben ruimschoots aangetoond hoe onvoorbereid de staat was om dergelijke pandemie aan te pakken. Ze hebben de tekortkomingen aan het licht gebracht van een volksgezondheidsstelsel dat verzwakt is door het ontbreken van een anticipatie- en preventiebeleid, een illustratie van de inefficiëntie van een ultraliberaal beheer van de middelen en resources.
Wij bevelen het opzetten en verduurzamen aan van inclusieve netwerken die wetenschappelijke en praktische kennis, veldervaring en organisaties relevant voor rampenbestrijding bijeen brengen om op een iteratieve en concrete manier preventie- en voorzorgsmechanismen uit te denken.
Vanuit dit oogpunt is het nu al duidelijk dat de federale regering het wettelijke kader moet aannemen dat haar in staat moet stellen de maatregelen te nemen die nodig zijn om de toegang van zoveel mogelijk mensen tot beschermingsmiddelen, geneesmiddelen en vaccins te garanderen.
Daarom bevelen wij de federale regering aan af te zien van haar verklaring van 30 augustus 2003 waarin zij zich eenzijdig verbindt het dwanglicentiemechanisme met internationale draagwijdte niet te zullen gebruiken (Unilaterale verklaring van 30 augustus 2003, opgenomen in artikel 1, onder b) van de bijlage bij de TRIPS-overeenkomst van 6 december 2005).
Wij bevelen de overheid ook aan om (zoals bijvoorbeeld Duitsland en Canada) wetgeving in te voeren die de Staat de bevoegdheid geeft om een octrooi terzijde te schuiven voor de aanmaak van materialen en goederen die nodig zijn om een epidemie in te dammen, en dit tegen een adequate vergoeding voor de octrooihouder.
Tot slot bevelen wij de overheid aan om alle investeringen die zij doet in onderzoek en ontwikkeling op het gebied van gezondheid te koppelen aan de garantie dat de resultaten daarvan het grootst mogelijke aantal mensen ten goede zal komen.
Carta Academica
13 mei 2020