De COVID-19-epidemie, die eind 2019 in China opdook, heeft de wereld in een verbazingwekkend tempo overspoeld en dwong de Europese staten tot de grootste maatschappelijke noodingreep sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog: de lockdown van de bevolking.
Nu de eerste schok en het ongeloof achter de rug zijn, is het noodzakelijk om na te denken over deze keuze en de gevolgen ervan.
Overheidsbeleid is immers niet alleen gebaseerd op « wetenschap » en feitelijke gegevens. Het berust ook op onze prioriteitskeuzes, die voortvloeien uit de nadruk die we expliciet of impliciet op verschillende waarden en belangen leggen. Daarom moeten we, om « slaapwandelen » in de beleidsvorming te vermijden, rekening houden met de gevolgen van de lockdown, van onze exit-strategie en van de maatschappelijke veranderingen op lange termijn die er het gevolg van, op alle gebieden van sociale, psychologische, ethische, politieke en niet alleen economische en medische aard. Naar de toekomst toe is het noodzakelijk om rekening te houden met alle aspecten van de menselijke samenleving bij het organiseren van de exit uit de lockdown en de post-lockdown periode.
Meer dan honderd onderzoekers en onderzoeksters namen deel aan deze denkoefening. Op basis hiervan brengen we, naast algemene overwegingen (de tijd heroveren; inzicht krijgen in de complexiteit, de ‘vloeibare’ samenleving; de economie in dienst stellen van de mens; een humaan management ontwikkelen; samen een wenselijke toekomst bouwen voor jongeren en toekomstige generaties; nieuwe sociale vaardigheden creëren; nadenken over het juiste gebruik van nieuwe technologieën); we formuleren 13 lange termijn-aanbevelingen voor een sociale en humane uitweg uit deze lockdown.
6. Een inclusieve en duurzame cultuur
De COVID-19-crisis heeft de culturele dynamiek en culturele actie duurzaam verzwakt.
Omdat cultuur bijdraagt aan het voeden en in beweging zetten van de samenleving, is het essentieel om de cultuursector te beschermen, er een prioriteit van te maken en te herbevestigen dat cultuur een fundamenteel mensenrecht is. Er kan geen sprake van zijn dat ze wordt behandeld als een vijftiende-rangs economische parameter, nog los van het feit dat ze een belangrijke bijdrage levert aan het BBP in termen van activiteit en productie.
Een heroriëntatie waarbij de mens centraal komt te staan is ook voor de culturele wereld een noodzakelijke transitie. Dit houdt in dat de acties moeten herbekeken worden, met een focus op culturele inclusie en artistieke expressie die verbinding, participatie en multidisciplinariteit bevordert. Hierbij dient de lokale verankering van artistieke producties (cultuurcentra, enz.) te worden aangemoedigd.
Het is ook noodzakelijk dat de culturele actoren zich heruitvinden en collectief mobiliseren.
Wij bevelen een volledige herziening aan van het culturele steunbeleid en de coördinatie van alle betrokken machtsniveaus, waarbij de Gewesten meer, samen met de Gemeenschappen, dienen betrokken te worden. De steun aan de sector en in het bijzonder aan de meest kwetsbare actoren (waarvan de meeste te vinden zijn in de culturele industrie; boekhandels, bioscopen, onafhankelijke producenten, uitgevers…) moet worden overwogen op lange termijn.
Wij pleiten voor overgangsregels en een coherent beleid om een golf van faillissementen te voorkomen – een golf die zich over vele maanden zou kunnen uitstrekken en ook gevolgen zou kunnen hebben voor bedrijven en mensen die slechts onrechtstreeks te maken hebben met cultuur.
Wij bevelen een herziening en opwaardering aan van het statuut van de kunstenaars en van hun sociale bescherming. Dat statuut moet allicht herbepaald worden in haar sociale en financiële dimensies. Het moet echter evenzeer worden geherwaardeerd in haar symbolische dimensie, in het licht van de geleverde bijdrage aan de samenleving op het gebied van waarden en kritische visies op de wereld.
Om het recht op cultuur te bevorderen, pleiten wij ervoor de toegang tot cultuur voor een zo groot mogelijk aantal mensen te vergemakkelijken door de invoering van incentieve en inclusieve instrumenten (cultuurcheques, ‘rondtrekkende’ cultuur in gebieden waar geen of weinig infrastructuur is, samenwerking met actoren uit het onderwijs, enz.). Aangezien de toegang tot cultuur niet enkel de « consumptie van cultuurgoederen » inhoudt, raden wij ook aan om de toegang tot culturele creatie en productie te vergemakkelijken voor iedereen die zich ermee wil inlaten.
Carta Academica
13 mei 2020