Contribution signée Geert Van Hootegem (KU Leuven) et Lander Vermeerbergen (KU Leuven)
Woonzorgcentra en Covid-19
Ouderen zijn de meest kwetsbare groep om zwaar ziek te worden en te sterven door COVID-19. In België wonen de meeste ouderen met zware zorgnoden in woonzorgcentra. Tussen 18 maart en 7 april stierven 619 bewoners in woonzorgcentra aan COVID-19. Dit was 24 procent van het totale aantal sterfgevallen door CO- VID-19 tot dan toe. De media melden dat op dit ogenblik 73 procent van de doden vallen in woonzorgcentra. Vlaams Minister van Welzijn, Gezin, Volksgezondheid en Armoede (Wouter Beke) stelt in een reactie dat in 7 procent van de woonzorgcentra een massieve besmetting plaatsvindt. Na de uitgevoerde testen kwamen de voorbije dagen verschillende woonzorgcentra in de media waar de helft van de bewoners besmet is met het virus.
COVID-19 is zich dus aan het verspreiden in organisaties waar de meest kwetsbaren wonen. ‘Physical distancing’ is daarenboven ogenschijnlijk moeilijk te organiseren door de directe zorg die verleend wordt.Dit leidt tot twee grote problemen:
- Het verzorgen en ondersteunen van zwaar zorgbehoevende ouderen is emotioneel belastend voor medewerkers. Reeds voor COVID-19 opdook, stelde 46.5 procent van de zorgmedewerkers in woonzorgcentra dat hun job emotioneel te belastend is en 50.6 procent stelt te moeten werken onder continue tijdsdruk (Bourdeaud’hui et al., 2017). De reden hiervoor is dat het aantal personeelsuren de voorbije decennia niet evenredig toenam met de toenemende borgnood. Cijfers van de RIZIV en het Agentschap Zorg en Gezondheid tonen bijvoorbeeld dat tussen 1995 en 2016 het aantal bewoners met een licht borgprofiel daalde van 45 naar 21 procent, doordat ouderen al maar meer thuis worden verzorgd. Verzorgend en ondersteunend personeel geeft aan dat COVID-19 hun beroep emotioneel en fysiek zeer zwaar maakt. Een groeiend aantal bewoners heeft zwaardere zorgden en palliatieven ondersteuning nodig. Daarenboven kampt de sector met een groot aantal oudere personeelsleden met angst om zelf COVID-19 te krijgen. COVID-19 dreigt te leiden tot een hoge uitval van personeel in een reeds krappe arbeidsmarkt.
- Bewoners in woonzorgcentra leven traditioneel in grote wooneenheden, verzorgd en ondersteund door enkele omvangrijke teams. Hierdoor komt iedereen met iedereen in contact. Bewoners komen in aanraking met veel medebewoners en met een groot aantal medewerkers en vice versa. Hierdoor wordt een besmetting met COVID-19 razendsnel doorgegeven. Een besmette bewoner zal in gemeenschappelijke woondelen COVID-19 doorgeven aan medebewoners en personeel. Besmet personeel zal tijdens de zorgen in aanraking komen met een groot aantal bewoners. COVID-19 verspreidt zich in woonzorgcentra dus door de wijze waarop wooneenheden en teams zijn georganiseerd. De rol van arbeidsorganisatie komt op een uiterst pijnlijke manier tot uiting doordat het de afstand tussen bewoners en zorgverleners bepaalt. Nochtans komt in de huidige discussie over COVID-19 de rol van de arbeidsorganisatie nauwelijks ter sprake.
Uitdaging bij de exit: nu en dan
We zien twee grote uitdagingen tijdens de crisis, maar ook tijdens en na de exit: het indijken van besmettingen in woonzorgcentra en het geven van werkbare jobs voor zorgpersoneel.
- Woonzorgcentra verzorgen de meest kwetsbaren voor COVID-19. Het te snel overgaan naar de dagdagelijkse situatie zal leiden tot veel besmettingen en sterfgevallen. Indien woonzorgcentra ongecontroleerd de deuren openen zullen nieuwe besmettingen plaatsvinden via o.a. familie en vrienden van bewoners, leveranciers van zorg- en operationeel materiaal of senioren in dagcentra. Ook indien woonzorgcentra zelf dicht blijven, kan het vroegtijdig versoepelen van de maatregelen zorgen voor een stijgend aantal besmettingen en sterfgevallen. Personeelsleden komen buiten de werkcontext terug meer in aanraking met verschillende personen, waardoor de kans groter wordt dat ze (onbewust) besmet raken. Doordat die personeelsleden vaak zorg geven in grote eenheden, vergroot de kans dat ze verschillende collega’s en bewoners besmetten.
- Door de omvang van de crisis verwachten we nu al een sterke uitval van personeel. Niet enkel doordat personeel zelf COVID-19 krijgt, maar ook doordat veel gepassioneerde medewerkers voor een korte periode een tandje zullen bijsteken als de werklast hoog wordt. Langdurig onder druk werken veroorzaakt echter fysieke en mentale gezondheidsproblemen.We verwachten dat dit zal leiden tot kort- en langdurig ziekteverzuim. Dit is problematisch aangezien de sector reeds jaren kampt met grote arbeidstekorten voor verpleeg- en zorgkundigen. Het zal voor werkgevers daardoor nagenoeg onmogelijk zijn om een sterke uitval van personeel door ziekte op te vangen. Daarenboven is het geven van een waardig levenseinde aan bewoners (die al dan niet sterven aan COVID-19) met te weinig personeel moeilijk.
Aanbevelingen
In het leven buiten woon- en zorgfaciliteiten dient ‘physical distancing’ te worden nageleefd. Het idee leeft dat dit niet kan worden nageleefd in woonzorgcentra door de directe en interactieve wijze waarop zorg en leven worden georganiseerd. Door de arbeidsorganisatie aan te passen, is het wel mogelijk om ook ‘physical distancing’ toe te passen in woonzorgcentra. We dienen te kijken naar de wijze waarop bewoners en medewerkers zijn verdeeld over wooneenheden en teams (i.e. de arbeidsorganisatie). Wij stellen dat de conventionele manier van organiseren (Van Hootegem & Dessers, 2017) de reden is voor het huidige COVID-19 drama in de woonzorgsector. Maar de arbeidsorganisatie is eveneens de oplossing om uit de malaise te geraken en om na de exit betere zorg en werkbaar werk te leveren.
Onze aanbeveling is tweeledig.
- Kleine wooneenheden dienen te worden gemaakt met minstens 6 en maximum 15 bewoners (Ausserhofer et al., 2016). Hoe kleiner het aantal bewoners, hoe groter de kans om besmetting te voorkomen bij bewoners en hulpverleners. Huidige wooneenheden in woonzorgcentra omvatten vaak rond de 60 bewoners per wooneenheid. Woonzorgcentra delen nu hun bewoners op volgens besmetting en niet-besmetting. Deze manier van sorteren gaat niet ver genoeg, aangezien deze opdeling niet automatisch leidt tot kleine leefgroepen. Als woonzorgcentra op dit moment door COVID-19 hun bewoners en medewerkers opnieuw sorteren, kan dit best zo optimaal mogelijk gebeuren.
- Kleine multidisciplinaire teams dienen te worden gemaakt (ongeveer 6 tot 8 medewerkers) en toegewezen aan één of twee wooneenheden (Vermeerbergen et al., 2017). Zo’n multidisciplinair team doet zoveel mogelijk alle zorg- en ondersteunende taken en omvat dus ook alle noodzakelijke profielen zoals zorgkundigen, verpleegkundigen en onderhoudspersoneel (Benders & Missiaen, 2013). Medewerkers wisselen niet van team.
Het gevolg van deze nieuwe arbeidsorganisatie is dat bewoners en personeel COVID-19 minder aan elkaar doorgeven. Het aantal personen dat een besmette bewoner of personeelslid kan besmetten is kleiner. Een besmette bewoner zal enkel COVID-19 kunnen doorgeven aan de bewoners en personeel in zijn of haar kleine wooneenheid. Een besmet personeelslid geeft enkel zorg aan een kleine bewonersgroep, waardoor enkel deze kleine groep besmet kan raken. Ze werken ook nauw samen in een klein team, waardoor enkel leden uit dit team besmet kunnen worden.
Door weg te gaan van de disciplinaire silo’s en te gaan werken in multidisciplinaire teams, is het onmogelijk dat een hele disciplinaire groep ziek wordt. Het is namelijk problematisch voor een woonzorgcentrum indien bijvoorbeeld de meeste verpleegkundigen ziek worden. Als medewerkers ziek uitvallen, gebeurt dit verspreid over de verschillende disciplinaire achtergronden. Dit maakt het makkelijker om te schuiven met personeelsleden als ziekte optreedt.
Eigen onderzoek toont aan dat personeel in woonzorgcentra in zo’n innovatieve arbeidsorganisatie meer werkbare jobs heeft (Vermeerbergen, 2018). Personeel kan beter omgaan met werkdruk en ondervindt minder stress. Dit leidt op korte en lange termijn tot minder ziekteverzuim. Het personeel zal de bewoners daarenboven ook beter leren kennen, waardoor ze indien nodig eveneens een waardig levenseinde kunnen verzorgen. De
arbeidsorganisatie die we voorstellen gaat dus eveneens in tegen het louter medische zorgmodel en stelt daar een huiselijke leefomgeving tegenover.
Personeelskosten zijn de hoogste kostenpost in de woonzorgsector. Onderzoek toont aan dat zorgorganisaties met eenzelfde aantal voltijdse equivalenten andere keuzes hebben gemaakt in hun arbeidsorganisatie (Van Hootegem & Dessers, 2017; Vermeerbergen, 2018). Sommigen hebben een conventionele arbeidsorganisatie, anderen een kleinschalige en innovatieve arbeidsorganisatie. Welke arbeidsorganisatie wordt gekozen, is dus een keuze. Een kleinschalige en innovatieve arbeidsorganisatie kost dus niet meer.
Een taskforce dient onmiddellijk te worden opgesteld. De leden van deze taskforce zijn voornamelijk organisatorisch geschoold en niet louter medisch. Leden omvatten beleidsmakers, academici, woonzorgdirecteurs en senior consultants. Deze taskforce dient woonzorgcentra te begeleiden in een versnelde overgang naar innovatief werken. Het opstarten van een nieuwe arbeidsorganisatie heeft namelijk dikwijls een financiële leerkost (o.a. het volgen van opleidingen voor personeel en workshops voor het overwegen van diverse ontwerpen van arbeidsorganisatie). Het creëren van deze taskforce vermijdt deze kost voor woonzorgcentra. Verschillende woonzorgcentra waren voor COVID-19 reeds bezig met het uitrollen hiervan (zie: dit project (1) van de Vlaamse Overheid). De drijfveer hiervoor was het verhogen van de werkbaarheid van jobs. De uitbraak van COVID-19 legt deze uitrol echter stil, terwijl het net noodzaakt tot een versnelde en meer brede uitrol van innovatief werken.
Daarnaast bevelen we onderzoek aan dat kijkt hoe COVID-19 verspreid raakt in een woonzorgcentrum en dat diabevindingen linkt aan de manier waarop woonzorgcentra zijn georganiseerd. De wijze waarop wooneenheden tijdens COVID-19 worden onderverdeeld volgens bewonerstype noodzaakt tevens verder onderzoek.
(1) https://www.zorg-en-gezondheid.be/project-IAO
Referenties
Ausserhofer, D., Deschodt, M., De Geest, S., van Achterberg, T., Meyer, G., Verbeek, H., … & Ellen, M. (2016). “There’s no place like home”: a scoping review on the impact of homelike residential care models on resident-, family-, and staff-related outcomes. Journal of the American Medical Directors Association, 17(8), 685-693.
Benders, J., Missiaen, C. (Eds.) (2013). Zorgvernieuwers. Betere zorg door anders organiseren: 9 praktijkverhalen. Tielt: LannooCampus.
Bourdeaud’hui, R., Janssens, F., & Vanderhaeghe, S. (2017). Vlaamse werkbaarheidsmonitor 2016 – werknemers: Rapport. Brussel: Stichting Innovatie & Arbeid SERV.
Van Hootegem, G., Dessers, E. (Eds.) (2017). Onbezorgd. Naar een geïntegreerd gezondheidssysteem. Leuven : Acco.
Vermeerbergen, L., Van Hootegem, G., Benders, J. (2017). A comparison of working in small-scale and large-scale nursing homes: A systematic review of quantitative and qualitative evidence. International Journal of Nursing Studies, 67, 59-70.
Vermeerbergen, L., Van Hootegem, G. (sup.), Benders, J. (cosup.) (2018). Mountains of care: Organisational redesign and quality of working life in nursing homes. Leuven: KU Leuven. [PhD thesis]