Voor een ontkamping van onze maatschappij

Contribution signée Karel Arnaut (KU Leuven) et Elsemieke Van Osch (KU Leuven)

Het probleem: kampen als instrument van maatschappijopbouw

Een van de meest recente memes die de ronde doen op sociale media, toont een doorstreept “social distancing” dat vervangen wordt door “physical distancing+social solidarity”. Dit kan gerust gezien worden als een welkome dubbelslag qua bewustzijnsvorming: (a) het rechtzetten van een misnomer–‘afstand houden’ was van meet af aan topografisch bedoeld– en (b) een broodnodige oproep tot sociaalvoelendheid en samenhorigheid over heel veel, bv. generationele, grenzen heen.

Echter, de terminologische ontwarring die deze meme voorstaat mag ons niet doen vergeten dat zowel afstand als nabijheid bij uitstek ‘sociale’ fenomenen zijn: verregaand bepaald door de sociale context waarin ze gerealiseerd worden of niet. Ook dat is wat de coronacrisis ons doet begrijpen. Precies in het doordenken van onze solidariteit ontdekten we hoe sociaal ongelijk en contextafhankelijk zowel de verspreiding van het coronavirus is als de impact van de mitigerende maatregelen, met name deze van lockdown of quarantaine. Uit de analyse van wat het huidig isolement doet met ‘eenheden’ (groepen, instellingen, enz.) van verschillende grootte en samenstelling, kunnen we leren dat bepaalde daarvan in de toekomst te vermijden zijn, ook in normale omstandigheden en al zeker in crisissituaties. De eenheid bij uitstek die we in de nasleep van de coronacrisis beter structureel ontmantelen is deze van het ‘kamp’, of beter gezegd, die vormen van afzondering van groepen die in sterkere mate kamp-eigenschappen bezitten. Vertrekkende vanuit de ervaringen, analyses en prognoses van de laatste weken in combinatie met sociaalwetenschappelijke bevindingen en analyses van de afgelopen decennia, dringt deze ontkamping zich op bij het omgaan met vluchtelingen en migranten, gevangenen of andere mensen die in detentie worden gehouden, alsook ouderen voor wie ambulante zorg niet afdoende is en residentiële (7/24) hulp nodig is. We ontwikkelen de probleemstelling vertrekkende vanuit die laatste groep.

De coronacijfers–zowel de sterftecijfers als de besmettingspercentages–in de woonzorgcentra blijven grote beroering veroorzaken. Getuigenissen en reportages geven ons een eerste inkijk in wat er mogelijks sinds het begin van de lockdown aan het gebeuren is. Voorbij de technische factoren (gebrek aan beschermende kledij, mondmaskers, desinfecterende gels) focust dit voorstel op de sociale factoren, met name de besmetting, tragisch genoeg, door zorgverleners in de afgesloten zorgcentra binnengebracht alsook de onderlinge besmetting van de bewoners. Beide besmettingstrajecten corresponderen met twee eigenschappen van kampsituaties: (a) de sociale densiteit gekoppeld aan afzondering en (b) de afbraak van de persoonlijke sociale ruimtes die we hier soms met ‘deterritorialisering’ aanduiden. Een stelselmatige ontkamping in het omgaan met permanent zorgbehoevende ouderen door middel van het kleinschaliger infrastructurele ervan kan daaraan verhelpen en is, zo argumenteren we hieronder, evengoed een oplossing in het organiseren van de transities van andere groepen, zoals vluchtelingen en gedetineerden (in algemene zin).

De analyse: ‘kampen’ desintegreren de maatschappij in plaats van haar te integreren

De twee basiseigenschappen van wat hier ‘kampen’ wordt genoemd–densiteit en deterritorialisering–betrekken we uit twee lijnen van filosofisch en sociaalwetenschappelijk onderzoek: deze met betrekkingtot (a) detentiekampen (van concentratiekampen tot gesloten centra voor vluchtelingen) –van Arendt (1951) tot Agier (2017)–, en (b) de zogenaamde ‘totale instituties’ hetzij strafinstellingen hetzij (psychische of lichamelijke) zorginstellingen geïnspireerd op het werk van Goffman (1961); maar vooral ook op recente pogingen die deze twee lijnen van onderzoek en analyse samenbrengen (zie bv. Owens 2009; Povinelli 2019).

In een eerste, approximatieve geografie van het coronavirus, vraagt Florida (2020) aandacht voor densiteit–“when people are crammed together”–als cruciale kwetsbaarheidsfactor voor besmetting en wijst in de richting van een aantal uiteenlopende contexten zoals steden in het algemeen, industriële en toeristische centra,en soms ver daarbuiten, enclaves zoals zorgcentra en cruiseschepen. De densiteit en de interconnectiviteit die er onlosmakelijk mee verband houdt, vormt in normale omstandigheden een uitdaging, bijvoorbeeld voor steden of voor sociale zorg (zie: Phillimore 2011). Dit pleit in het voordeel van kleinschaligheid in penale detentie en opvangcentra voor asielzoekers, precies met het oog op het differentiëren van de zorg. De afgelopen weken hebben we noodingrepen en oproepen gezien die aan densiteit het hoofd moesten bieden, denk aan de oproep van de VN Hoog Commissaris voor de Mensenrechten (van25/3/2020) voor wat gevangenissen betreft, of van een expert op het vlak van opvangcentra voor asielzoekers in Vlaanderen (Vermeulen and Debruyne 2020). Voorbij de mogelijkheid tot schaalverkleining als remedie tegen het kamp-effect van densiteit, brengt de lockdown het tweede ‘kamp’ aspect naar voor: dat van de deterritorialisering in zijn uiteenlopende vormen.

Hoewel de analyses van totaalinstellingen door Goffman (1961) specifiek gericht was op centra voor (geestelijke) gezondheidszorg en andere gesloten instellingen, verschaffen ze ook inzichten in het functioneren van vluchtelingenkampen en open opvangcentra voor asielzoekers. Het verlies aan persoonlijke/sociale ruimte houdt direct verband met het uitzonderingsregime en de autoriteitsstructuur van kampen/instellingen en wel op twee manieren: één dichtbij (‘persoonlijk’) en één sociaal breder. Om bij het meest nabije te beginnen: in een instelling zien ‘bewoners’ (‘patiënten’ of gedetineerden) af van de controle over hun persoonlijke ruimte: op gelijk welk moment kan een zorgverlener (bewaker) deze ruimte binnendringen, de patiënt aanraken, bv. voor het toedienen van verzorging, of kan een gedetineerde gefouilleerd worden (Leib 2017). Goffman benoemde dit soort transities als ‘contaminaties’–een terminologie die actueler lijkt dan ooit. Verderaf is er de ruimere sociale ruimte waarvan een patiënt (of gedetineerde, of oudere onder lockdown-condities) in zekere mate wordt afgesneden (Turner 2016): Deze externe relaties, buiten ‘het centrum’ zijn sociale ruimtes die we kennen als contacten, netwerken, buitenhuisactiviteiten zoals school, werk, en ontspanning, enz. Hoe belangrijk deze zijn hoeft niemand die een lockdown heeft doorgemaakt en deze weidse sociale ruimte heeft zien vervangen door een digitaal ersatz, nog uitgelegd te krijgen. Maar ver daarvoor wisten experten dat het (her)ontwikkelen van dergelijke persoonlijke en sociale ruimtes essentieel zijn voor mensen die uit de detentie van gevangenissen komen of de afzondering van een asielprocedure achter zich hebben, voor het uitbouwen van hun toekomst– een proces dat in beide gevallen met de term ‘integratie’ wordt aangeduid. De ontkamping die we voorstellen is precies gericht tegen desintegratie, tegen afzondering en compressie en vóór persoonlijke en sociale ontplooiing in ondersteunende, open ‘ruimtes’.

Aanbevelingen

Bij het ontkampen van onze maatschappij is het geenszins de bedoeling alles te decentraliseren tot het niveau van het huis, de kernfamilie of ‘thuis’. Zoals de Nederlandse socioloog Duyvendak (2020) zeer recent betoogde, is één van de grote lessen van de afgelopen lockdown het realiseren van de beperkingen, de ongelijkheden en de bekrompenheid van ‘thuis’. Daarmee doen we op geen enkele manier afbreuk aan de zegeningen van thuiszorg voor ouderen of de thuisopvang voor zogenaamde ‘transmigranten’ zoals georganiseerd door het Brusselse Burgerplatform; maar vragen we om de beperkingen ervan in te zien. Ouderen die de afgelopen weken hun dagopvang in het tehuis ontbeerden en vervangen zien door tv-kijken en telefoneren, weten wat ze gemist hebben. Ons pleidooi gaat in de richting van wat soms ‘detentiehuizen’ voor gedetineerden wordt genoemd: kleinschalige zorginfrastructuren–ver weg van de megagevangenissen–met een beperkte ‘densiteit’ maar met diversiteitsgevoelige ontplooiingskansen voor persoonlijke en sociale ruimtes en dus een toekomst voor de ingezetenen. Dergelijke kleinschalige ‘aankomstinfrastructuren’ voor asielzoekers en migranten (Meeus, Arnaut, and Van Heur 2019) ingebed in de dorpen en steden waarin ze floreren, zouden even goed dit soort ondersteuning/begeleiding/toekomst moeten bieden. Dit alles is ver van de mega-vluchtelingenkampen op de Griekse eilanden, de hyperghetto’s van Calais, maar ook tegen de stroom in, niet alleen van de huidige schaalvergroting van asielopvang in België maar ook van de dreigende ‘verkamping’ van onze migratie-opvang (Kreichauf 2019). En wat met de ontplooiing, de ‘toekomst’ van onze zorgbehoevende ouderen? Daar valt niets op af te dingen. Indien we de kritiek van ‘sterfhuizen’ willen pareren, moeten we (kleinschalige) residentiële hulp blijven in het teken stellen van de toekomst van onze ouderen, zonder te berekenen hoe onvoorspelbaar kort of ontroerend mooi die achteraf zal blijken te zijn.

Referenties

Agier, Michel. 2017. Un monde de camps; La fabrique des indésirables. Le Monde Diplomatique, 5/5/2017, 13. Arendt, Hannah. 1951. The origins of totalitarianism. New York: Harcourt Brace Jovanovich Publisher.

Duyvendak, Jan Willem. 2020. De onttovering van thuis. De Groene Amsterdammer, 8/4/2020.

Florida, Richard. 2020. The geography of coronavirus Citylab, 3/4/2020.

Goffman, Erving. 1961. Asylums: essays on the social situation of mental patients and other inmates. Chicago: Aldine.

Kreichauf, René. 2019. From forced migration to forced arrival: the campization of refugee accommodation in European cities. In Arrival infrastructures: migration and urban social mobilities, edited by B. Meeks, K. Arnaut and B. Van Heur. Cham: Palgrave.

Leib, Robert S. 2017. Spaces of the self: Foucault and Goffman on the micro-physics of discipline. Philosophy Today 61 (1): 189-210.

Meeus, Bruno, Karel Arnaut, and Bas Van Heur, eds. 2019. Arrival infrastructures: Migration and urban social mobilities. London: Palgrave Macmillan.

Owens, Patricia. 2009. Reclaiming ‘bare life’?: Against Agamben on refugees. International Relations 23 (4): 567-582.

Phillimore, Jenny. 2011. Approaches to health provision in the age of super-diversity: Accessing the NHS in Britain’s most diverse city. Critical Social Policy 31 (1): 5-29.

Povinelli, Elizabeth A. 2019. Driving across settler late liberalism: indigenous ghettos, slums and camps. Ethnos 84 (1): 113-123.

Turner, Simon. 2016. What Is a refugee camp? Explorations of the limits and effects of the camp. Journal of Refugee Studies 29 (2): 139-148.

Vermeulen, Ann, and Pascal Debruyne. 2020. Menswaardige opvang in coronatijden. Apache, 30/3/2020.